16.12.2024

Veilig een propaangasketel in de kelder plaatsen

Propaangasketels mogen in een toegankelijke ruimte waarvan het laagste punt onder het maaiveld gelegen is, geplaatst worden als er een individueel gasdetectiesysteem is voorzien. Propaangas is immers zwaarder dan lucht, zodat bij een eventueel gaslek het gas zich zou ophopen in de kelder, met een gevaarlijke situatie tot gevolg.

De norm NBN D 51-006 beschrijft waaraan dit detectiesysteem moet voldoen.

Het gasdetectiesysteem bestaat uit een combinatie van gasdetector en elektromagnetische gasklep. Er zijn voorschriften voor de gasdetector, de elektromagnetische gasklep en voor de sturing en controle van het systeem.

Gasdetector

De gasdetector is conform NBN EN 50194-1 en NBN EN 50194-2 en is geschikt voor butaan-propaangas. Deze normen houden rekening met de interactie tussen de gasdetector en de elektromagnetische gasklep enerzijds en met het geschikt zijn van de gasdetector voor deze opstelling anderzijds.

Hij is aangesloten op het elektriciteitsnet en is geplaatst, conform de installatievoorschriften van de fabrikant, in de betreffende opstellingsruimte (op het laagste punt van deze ruimte). Er moet ook voorzien worden in onderhoud en controle volgens de voorschriften van de fabrikant.

Elektromagnetische gasklep

De elektromagnetische gasklep is aangesloten op het elektriciteitsnet via de gasdetector. Uiteraard moet de elektrische installatie conform het A.R.E.I. zijn, in het bijzonder de artikelen die handelen over ruimten waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan.

De magneetklep moet sowieso boven het maaiveld buiten de opstellingsruimte geplaatst worden. In de praktijk kan ze dus buiten het gebouw of in een andere verluchte ruimte binnen het gebouw geplaatst worden. Als de magneetklep niet RHT is en binnen wordt geplaatst, dan moet één van de oplossingen uit NBN D 51-006 § 5.7 worden toegepast.

Elektromagnetische gaskleppen geplaatst onder het beschermdeksel van een ondergrondse tank OF de beschermkap van een bovengrondse tank moeten ATEX-conform (zone 1) zijn.

De elektromagnetische gasklep moet uitvoering "normaal gesloten" zijn. Dit betekent dat de klep bij normale werking geopend is en houdt in dat bij detectie van propaangas, de voeding op de magneetklep wordt onderbroken waardoor deze sluit waardoor er geen gas meer doorheen kan stromen.

Ze moet ook voorzien zijn van een handbediende ontgrendeling. Dit betekent dat na het herstellen van het probleem, waardoor de magneetklep de gastoevoer heeft afgesloten, deze met een manuele ingreep/met de hand zal moeten ontgrendeld worden (dit gebeurt dus niet automatisch) om de gastoevoer weer op te starten in de installatie.

Indien de gasklep gesloten is geweest naar aanleiding van een reactie van de gasdetector, moet door een bekwaam persoon nagaan worden of er een lek moet worden hersteld en moet de ruimte waar de gasdetector is opgesteld ontlucht worden.

De gasklep heeft een beschermingsgraad conform IEC 60529 die in overeenstemming is met zijn opstellingsplaats:

  • in een gebouw op een droge plaats: minimum IP 41;

  • buiten een gebouw onder een afdak: minimum IP 43;

  • buiten een gebouw zonder beschermend afdak: minimum IP 44

Vóór de gasklep wordt een sectioneerkraan geplaatst. De gastoevoerleiding die enkel de verbruikstoestellen die opgesteld zijn boven het maaiveld voedt, mag stroomopwaarts van de elektromagnetische klep afgetakt worden.

Sturings- en controlesysteem van het gasdetectiesysteem

Deze sturing moet volledig onafhankelijk werken en zorgen voor een positieve beveiliging van de installatie.

Noot

  1. Gasflessen mogen niet worden opgesteld in een ruimte waarvan het laagste punt zich onder het maaiveld bevindt.

  2. De doorgang van de gasleiding naar de opstellingsruimte van de verbruikstoestellen of de gasmeter onder het maaiveld moet gasdicht zijn.

  3. De luchttoevoer, luchtafvoer en de afvoer van de verbrandingsgassen van de verbruikstoestellen zijn conform NBN D 51-006 en NBN/DTD B 61-002 of NBN/DTD B 61-001 in functie van het totaal geïnstalleerd vermogen.

  4. Wanneer andere materialen gebruikt worden ter verwezenlijking van dit type installatie, moet deze positief beveiligd zijn om, in gelijkaardige omstandigheden, minstens een gelijkwaardig niveau van beveiliging te verkrijgen als hierboven vermeld is.

Deel dit artikel via